Opdracht

Stel je voor: het is 1953. Je woont in Zeeland. Het is 31 januari en buiten is het heel slecht weer. Je besluit om hierover in je dagboek te schrijven. De volgende dag gebeurt er een enorme ramp en ook hierover schrijf je in je dagboek. Alles wat met de ramp te maken heeft schrijf je op.

Er gebeurt heel veel en omdat je zoveel te schrijven hebt maak je verschillende hoofdstukken. In elk hoofdstuk schrijf je over een ander onderwerp van de ramp (de oorzaken, de hulpverlening enz.). In het onderdeel handelingen kun je zien welke onderwerpen er in je dagboek moeten komen.

Je schrijft niet elke dag in je dagboek. Soms heb je maar één dag in de week zin en tijd om te schrijven. Boven elk hoofdstuk schrijf je de datum waarop je het hebt geschreven. Je moet in dat hoofdstuk dan niet alleen over die dag te schrijven, je moet ook terug kijken op de tijd ervoor.