Onderdeel |
Onvoldoende |
Voldoende |
Goed |
Score |
|
Aantal vragen
beantwoord |
Je hebt niet op alle vragen een antwoord gegeven. |
Je hebt op bijna alle vragen een antwoord gegeven. |
Je hebt op alle vragen een antwoord gegeven. |
|
|
|
|
|
1 punt |
2 punten |
4 punten
|
|
|
Antwoord |
Je antwoorden zijn kort, niet volledig of soms onjuist. |
Je antwoorden zijn soms kort, soms lang.
Je geeft precies antwoord op de vraag. |
Je antwoorden op de vraag zijn uitgebreid.
Soms vertel je zelfs iets meer dan werd gevraagd. |
|
|
|
|
|
1 punt |
2 punten |
4 punten
|
|
|
Zinsbouw |
Je antwoord zijn losse steekwoorden.
Iemand anders vindt het moeilijk om te begrijpen wat je
bedoelt. |
Je antwoorden zijn niet altijd hele zinnen.
Iemand anders begrijpt soms niet wat je bedoelt. |
Je antwoorden zijn volledige zinnen.
Iemand anders begrijpt altijd wat je bedoelt. |
|
|
|
|
|
1 punt |
2 punten |
4 punten
|
|
|
Opmaak |
Er staan geen plaatjes in je verslag. |
Er staan wel plaatjes in je verslag. Het is soms
onduidelijk waarom het plaatje er staat. Soms staan er ook te veel
plaatjes. |
Er staan plaatjes in je verslag. De plaatjes passen
goed bij de tekst. |
|
|
|
|
|
1 punt |
2 punten |
4 punten
|
|
|
Spelling |
Je hebt veel woorden niet goed geschreven. |
Je hebt sommige woorden niet goed geschreven. |
Je hebt een paar woorden niet goed geschreven. |
|
|
|
|
|
1 punt |
2 punten |
4 punten
|
|
|
Stijl |
Je hebt de antwoorden niet zelf geschreven. Je hebt de
antwoorden gekopieerd uit de bronnen. |
Je hebt sommige antwoorden niet zelf geschreven. Deze
antwoorden heb je gekopieerd uit de bronnen. |
Je hebt de antwoorden zelf geschreven en eigen woorden
gebruikt. |
|
|
|
|
|
1 punt |
4 punten |
8 punten
|
|
|
|
|